Vijftien jaar lang heb ik op mezelf gewoond.
Een heel fijne tijd waarin ik alle tijd en ruimte had voor mezelf, als ik niet ging werken of tijd doorbracht met vrienden. Ik had het gevoel dat ik het allemaal wist. Ik dacht te weten wat liefde was. Ik heb er veel over geschreven. Op papier lijkt liefde zo simpel.
En misschien ís liefde op zich wel simpel. Relaties daarentegen.
Ik weet nu dat relaties het pad zijn naar liefde, vooral eigenliefde en liefde voor de ander, ondanks de verschillen.
Wat vooraf ging
Mijn relaties vóór Wim waren bijna allemaal destructief, met uitzondering van mijn eerste liefde, Jonathan. Ze maakten me niet gelukkig. Ze lieten me niet zien wie ik werkelijk was.
Na mijn breuk met Jonathan, op mijn eenentwintigste, was ik verloren. Hij was de enige man die echt om me gaf, ook al liet hij me soms een uur wachten als hij me kwam ophalen. Hij was degene die, na onze relatie, zei dat ik vaker met mijn vuist op tafel had mogen slaan. Hij was tot dan de enige die me had horen zingen op Alanis Morissette.
En toen, na zes jaar, liep het stuk. Ik wilde ontdekken. Ik wilde mezelf vinden. Ik koos voor de gemakkelijke weg, ik liep weg. En ik deed hem pijn. We stonden op het punt dat onze liefde dieper had kunnen gaan, maar ik was er niet klaar voor. Jarenlang voelde ik me schuldig. Aan een nieuwe relatie beginnen leek voor mij verraad.
Pas zeventien jaar later durfde ik terug te stappen. Naar een volwassen, volwaardige liefde. Alles daartussen waren lessen: soms hard, soms zacht, lelijk en mooi tegelijk. Ik ontmoette mooie mensen, maar ook leugenaars. Mannen die emotioneel onbeschikbaar waren, onvolwassen, bang. En ik was dat ook allemaal. Verre van volwassen. Niet beschikbaar. Ik zocht liefde op plekken waar geen liefde was. Ik noemde het liefde, maar ik verloochende mezelf.
Ik wist niet beter.
Soms, als ik een van hen zie staan, dronken, met een sigaret voor het café, herinner ik me de intimiteit. En soms herinner ik me mezelf, ook dronken, ook verloren.
Weinig mensen weten hoe het er echt aan toe ging in die jaren. Ik verbloemde het. Ik vertelde mezelf dat ze van me hielden, dat ze het alleen niet wisten. De realiteit? Die wilde ik niet zien. Die wilde ik vooral niet voelen. Ik zocht liefde. En vond… niets en tegelijk alles.
Volwassen liefde
Met Wim ben ik intussen mama geworden. We bewandelen samen het pad naar volwassen liefde.
Dat betekent niet dat we niet getriggerd worden. Het betekent dat we bewust worden van wie we zijn, los van elkaar. En bewust worden van wat ons tegenhoudt om voluit te leven, van wat we mogen loslaten.
Na vijf jaar voel ik toch dat ik nog steeds bang ben. Bang om verlaten te worden. Bang dat ik niet genoeg ben, dat hij zou weggaan als ik niet voldoe aan de (in mijn hoofd opgelegde) verwachtingen.
En daarom wil ik erover schrijven. Omdat ik weet dat ik niet de enige ben die hiermee worstelt.
Hoe verlatingsangst voelt
Voor mij voelt verlatingsangst vaak als een constante spanning in mijn lijf, een sluimerende onrust die elk moment kan oplaaien. Soms is het een knoop in mijn maag, een hart dat sneller gaat kloppen, een ademhaling die stokt alsof ik een te grote stap zet. Soms bevriest alles en wil ik me terugtrekken, weg van de dreiging die ik voel, zelfs als die dreiging slechts in mijn hoofd bestaat.
Deze angst is niet zomaar een onzeker gevoel; ze is diep verankerd in mijn verleden.
Het emotioneel en lichamelijk misbruik dat ik heb meegemaakt, heeft een blijvende echo achtergelaten. Het heeft me geleerd dat mijn gevoelens niet altijd veilig zijn, dat intimiteit kwetsbaar maakt, dat liefde soms gepaard gaat met pijn of afwijzing. Daardoor reageer ik soms overdreven alert of juist eerder teruggetrokken, op signalen die anderen misschien nauwelijks opmerken.
Mijn gedachten schieten snel: “Wat als ik niet genoeg ben?” “Wat als hij weggaat als ik hem teleurstel?” of dat hij aan het einde van de rit wel zal zien dat ik niet veel voorstel en hij toch zal weggaan.
Het zijn niet zomaar gedachten, het zijn patronen die hun oorsprong vinden in ervaringen waarin ik niet beschermd werd, waarin mijn veiligheid afhing van de goedkeuring van een ander.
Ook mijn gedrag is beïnvloed door die angst. Soms maak ik mezelf kleiner, probeer ik te voldoen, probeer ik de ander te beschermen, terwijl ik mezelf vergeet. Soms stoot ik juist af, uit angst om opnieuw gekwetst te worden. Het is een constante oefening: leren voelen, erkennen dat deze angst er is en toch aanwezig blijven in verbinding.
De gezwegen nee’s
Toch draag ik ook nog steeds een boosheid met me mee. Een boosheid om de vele nee’s die ik niet heb uitgesproken doorheen de jaren. Nee’s die vastzaten in mijn keel, ingeslikt uit angst om afgewezen of verlaten te worden. Boosheid die zich vaak tegen mezelf keert, omdat ik toen niet voor mezelf ben opgekomen.
Daarbovenop komt de schaamte. Schaamte omdat ik mijn grenzen niet heb verdedigd.
Schaamte om de situaties waarin ik mezelf verloor.
Het voelt soms alsof ik mezelf verraad heb door te zwijgen.
Grenzen zijn nog steeds een oefening. Ik kan een grens voelen opkomen, scherp en duidelijk in mijn lijf en tóch mezelf overtuigen om ze niet serieus te nemen. Dan zeg ik ja terwijl ik nee bedoel en ga ik mee in het verhaal van de ander. Het vraagt moed om mijn eigen verhaal evenwaardig naast dat van iemand anders te zetten.
Tegelijk zie ik vandaag dat ik ooit slachtoffer ben geweest maar dat ik me daar niet toe wil reduceren.
Het verleden heeft me gevormd maar het bepaalt me niet.
Het verhaal mag er zijn, het mag een plaats krijgen, zonder dat het mijn identiteit volledig inneemt.
Stap voor stap
Wat ik heb geleerd, langzaam en stap voor stap, is dat het mogelijk is om deze angst te zien voor wat ze is: een overblijfsel van mijn verleden, een echo die niet langer hoeft te bepalen wie ik ben of hoe ik liefheb.
Het is niet makkelijk en het gaat niet altijd goed.
Maar door het te erkennen, door het te voelen, leer ik steeds meer dat liefde, voor mezelf en voor de ander, niet afhankelijk is van perfectie of van voldoen aan verwachtingen.